Column: Alles goed?
Het overkomt me dagelijks. Ik ontmoet een vriend, vriendin of kennis en twee seconden na de groet volgt steevast de vraag: “Alles goed?” Ik blijf da...
Soms doe ik het nog weleens met mijn vrienden. Gewoon even om even terug te denken aan die tijd die ik nooit heb gekend. Die tijd van het polygoonjournaal en dat keurige stemmetje van Philip Bloemendal. Die tijd waarin grove scheldwoorden met het gebruik van de allesoverheersende ziekte van nu nog niet hip waren, omdat de ziekte simpelweg nog niet bestond. Ik las ergens dat de meest grove scheldwoorden in de Middeleeuwen gingen over poep, plas, seks, drank en achterlijkheid. Er is niet heel veel veranderd. Behalve dat er meer ziekten zijn bijgekomen.
Door: Dion van Meel
Maar ziekten zijn gekomen en weer gegaan. Sommige scheldwoorden over die ziekten zijn helaas blijven hangen. Maar sommige zijn verdwenen of hebben simpelweg nooit bestaan. Het waarom is mij een raadsel. “Wat ben jij een enorme griepprik, zeg”, vind ik tegenwoordig namelijk best aardig klinken. En “Krijg toch het scheurbuik!” roepen naar je zoon als hij zijn spruitjes weer niet wil eten, kan tegenwoordig toch best?
Bij schelden is, vaak tot terechte ergernis van velen, alles geoorloofd. Mijn voorkeur gaat zeker niet uit naar schelden met ziekten. Daar valt tot op zekere hoogte gewoon niet mee te spotten. Enthousiast word ik pas écht als ik mag schelden met woorden zonder herkenbare betekenis erin. Met Nederlandsche woorden die ooit iets betekend hebben, maar nu slechts lekker klinken. Als ik met mijn vrienden ben, ontstaat vaak al snel dat wedstrijdelement. Om de beurt roepen we dan die klassiekers naar elkaar. Wie de meeste kan schreeuwen naar de ander, wint. Een belangrijke spelregel daarbij is dat het vuistje altijd even omhoog moet gaan als er een scheldwoord wordt geschreeuwd. Om het woord die extra Oudhollandsche lading te geven. Denk daarbij aan het vuistje van die buurman uit jouw straat. Die buurman die jou scheldend achterna komt rennen, omdat je de banden van zijn trekker net hebt leeg laten lopen. Daar moet het op lijken. Geen vuistje erbij is geen punt erbij.
Ook als docent Nederlands gebruik ik ze zo vaak als maar kan. Ik strooi niet met ziekten of Engelse sekstermen en probeer klassiek te blijven. Ik geef immers Nederlands. “Scheer je weg, gij schavuit!”, schreeuw ik als een leerling mijn les verstoort. Altijd hoop ik dan dat hij nog durft te reageren. “Waag het niet, donderstraal!”, is mijn antwoord in dat geval.
Wanneer de discussie hoger oploopt, haal ik alles van stal. In een dertigtal seconden gooi ik mijn gehele Oudhollandsche vocabulaire eruit, zonder dat de leerling ook maar één keer kan interrumperen. Snotaap, addergebroed, donderstraal, vlegel; het gehele arsenaal komt in me op en belandt op het tafeltje van de leerling. Dan valt het altijd even stil, waarna ik het niet kan laten om nog even “rapalje!” te schreeuwen. Maar dan valt het écht stil en staren dertig leerlingen me vol ongeloof aan, terwijl ik doe alsof ik ze niet zie en mijn aandacht alleen maar op die ene leerling richt. Die ene leerling die me dan al twee minuten aanstaart met de twijfel, angst en schaamte in zijn ogen. Met zijn mondhoeken die omhoog gaan en weer zakken, omdat hij niet weet of ik het meen of niet. Mijn toon, volume en gezichtsuitdrukking zeggen namelijk van wel, maar de scheldwoorden zeggen wellicht anders. Ze zeggen hem helemaal niks. Ik kan voor hem op dat moment net zo goed een man zijn die in het Arabisch drie appelen en een aubergine bestelt, op een iets fellere toon dan anders.
Nog even laat ik hem dan zweten. Dan, zonder enige aarzeling, ga ik door met mijn les. Om hem af en toe nog even aan te kijken, als er weer een Oudhollandsch scheldwoord in me opkomt. “Belhamel!”
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.
Het overkomt me dagelijks. Ik ontmoet een vriend, vriendin of kennis en twee seconden na de groet volgt steevast de vraag: “Alles goed?” Ik blijf da...
Twee derde van de Nederlanders zet hem dagelijks op en de meesten van ons gaan er ook op zitten: de bril. Toch vragen weinigen zich waarschijnlijk af hoe het di...
Snol. Het is geen aardig woord, maar stiekem houden we ervan. Het wordt dan ook geregeld genoemd in onze Taalvoutjes-groepsapp; soms om even te ventileren (ja, ...
Dion van Meel ontdekte dat het ook jaren geleden al om zich heen sloeg: het spatievirus. Hoewel hij het vreselijk vindt, moet hij er toch ook om lachen. Maar ku...