Column: Dingen
“Dat programma weet je wel, met die misdaadverslaggever, hoe heet-ie nou?! Die gast die
altijd die vermommingen doet. Met z’n te strakke spijkerbroek en z’n loopje naar de camera
als-ie een misdaadsituatie aan ’t schetsen is. Eh … dinges … hoe heet-ie nou …?”
Door Dion van Meel
We zitten in de auto, m’n maatje en ik. Ik bestuurder, hij bijrijder. Hij kijkt me vragend aan, ik
kijk denkend vooruit. Ik breek m’n hoofd, maar weet het echt niet. “Heel goeie vraag”,
antwoord ik. “Hij doet toch altijd van die rare dingen in dat programma, Dinges in
Nederland, ofzo?”, denk ik hardop. “Ja, hoe heet-ie nou …”
Dingen. Dinges. Ding. Misschien ben ik ‘t, misschien is het de schuld van Paulien Cornelisse,
maar ik heb het gevoel dat ‘dingen’ steeds vaker gebruikt wordt, in alle vormen. Bij
voorwerpen, bij mensen, bij werkwoorden. Bij meedingen bijvoorbeeld. Of als we een
deurbel nadoen, met ‘ding dong’. Of als we op vakantie weer eens proberen om drie euro van
de prijs voor die neppe zonnebril van Reeben of Goetsjie naar beneden te krijgen. ‘Dingen’
wordt overal bij gebruikt. Het is dan ook niet gek dat het woord zorgt voor prima hits in de
Nederlandse muziekindustrie; in 2005 kwam Crazy Frog op het briljante idee om de titel van
z’n hit ‘Ding Ding’ te noemen. ‘Ding’ bleek overigens het enige woord dat ik uit het nummer
van die rare kikker verstond en kon meezingen, met poëtische zinnen erin, als ‘A ring ding
ding ding d-ding baa aramba baa baa barooumba’. De artiesten Yakki Famirie en Ross & Iba
voegden er in 2012 gewoon nog een extra ‘Ding’ bij met hun hit ‘Ding Ding Ding’. ‘Ding’ werd in
dat lied gebruikt als basis voor rijmwoorden, zo blijkt uit de prachtige zin: “Lekker ding, stop
‘m er maar in, in de kruising.” Als je even geen inspiratie hebt, kun je dingen zetten in je
songtekst, zo vaak je zelf wil. Dat ik daar zelf nooit ben opgekomen. Liedjes schrijven blijkt
niet zo mijn ding.
‘Dingen’ is populair, altijd geweest. Want dingen gebruiken is makkelijk. Alles is een ding. En
dingen zegt alles. Dingen is een beetje als die stille jongen in de klas die niemand kent, maar
die door iedereen als eerste wordt gekozen bij gym. Niemand praat over ‘m, maar iedereen
weet: hem kan ik goed gebruiken.
Ik geef het woord niet de schuld. Dingen kan er niks aan doen dat het te pas en te onpas
gebruikt of misbruikt wordt. En ook de luie mensheid krijgt niet het wijzende vingertje
van me. Het is het internet op onze mobiele telefoon dat ervoor zorgt dat we soms niet
meer kunnen nadenken. Dat we alles maar meteen opzoeken als we het antwoord even niet
weten, waardoor de powerknop van onze hersenpan onder het stof is geraakt en we het
woord ‘dingen’ maar voor het gemak als eerste kiezen in ons team. We vluchten naar dingen.
Want bij dingen kunnen we altijd terecht. Onder de armen van dingen zijn we veilig.
We naderen een stoplicht en ik minder vaart. “Ik ga het opzoeken, wacht …”, zegt mijn maat ineens.
Maar hij krijgt de kans niet. “Niet doen!”, schreeuw ik wanhopig. In een reflex probeer ik z’n
mobiele telefoon uit z’n handen te trekken. “We moeten gewoon na- …” DING! Met de auto
geven we de Renault Twingo voor ons een klapkus. Niet heel hard, maar hard genoeg voor
de schrik. Snel stap ik uit en loop ik naar de bestuurder voor me. “Het spijt me, er is gelukkig
niks beschadigd”, zeg ik. “Gaat het met u?” De vrouw kijkt me glimlachend aan. “Die dingen
gebeuren”, zegt ze.
Ze heeft gelijk: ‘dingen’ gebeurt. ‘Dingen’ overkomt je. Het is fijn dat we een woord hebben dat
we te pas en te onpas kunnen gebruiken. ‘Dingen’ is als die vaste reserve op de bank die
iedere wedstrijd in de laatste tien minuten wordt ingebracht en uitgroeit tot supersub.
Als ik instap, zie ik m’n bijrijder op z’n mobiel kijken. Hij zegt het in alle kalmte: “Alberto
Stegeman.” Het stelt me gerust, evenals de glimlach van die mevrouw.
Het zijn de kleine dingen die het doen.
Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.
Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.
Column: “Graag? Gaarne!”
De Antwerpse universiteit UA doet het zonder schaamte. Gebruikt een nietsvermoedende student een verouderd woord in een examentekst, dan is een volledig punt af...
Video: zich irriteren aan
Vergeet je steeds wanneer je ‘irriteren’ mag zeggen en wanneer je ‘ergeren’ moet gebruiken? Dr. E.I. Kipping legt het uit....