Column: Punthoofd van vraagtekens

back to school

Ik word niet snel boos. Mensen, ook leerlingen, kunnen heel veel bij me maken. Soms zelfs teveel. Ik word nu eenmaal niet snel boos om het minste geringste en blijf eerder te rustig bij het ergste. Ik relativeer te snel, zegt men weleens. Er is echter één periode waarin relativeren me niet meer lukt. Waarin slechts één taalkwestie genoeg is om me op het dak te krijgen, waardoor ik kook en niet snel meer afkoel: de week vóór de kerstvakantie.

 

Door Dion van Meel

In de week voor Kerst voel ik me een kerstbal die zijn glans even kwijt is. Een doffe kerstbal die op het punt staat van het takje af te glijden en te breken. Een piek die langzaam is kromgetrokken en niet meer rechtop wil staan. Kerst is hét moment bij uitstek voor mooie woorden, lieve zinnen en vredelievende teksten, maar in de week vóór Kerst heb ik daar nog even geen oog voor. Integendeel: in de week vóór Kerst is één taalkwestie genoeg om me te laten zuchten, grommen of tieren. Om m’n haren recht overeind te zetten en het bloed onder m’n nagels vandaan te persen. Dit jaar was het een mailtje dat me zover kreeg:

meneer wanneer moeten celine, fenna en ik de presentatie dan gaan doen???

groetjes Vera

Ik brak. Ik begrijp het, hoor: Vera is nog maar een brugklasser. Nog niet zo gewend aan zakelijke mailtjes. En de Nederlandse taal is soms moeilijk. Komma’s op de juiste plaats in de zin zetten bijvoorbeeld, is lastig. Een punt op de juiste plek zetten bij citaten ook. Een vraagteken achterwege laten als er in de zin gezegd wordt dat iemand een vraag stelt, is soms zelfs lastig. Dat begrijp ik allemaal. Maar simpelweg één vraagteken gebruiken als je één vraag stelt, is dát lastig? Is dát teveel gevraagd? Dat lijkt me niet. Ook lijkt het me niet dat de ontvanger van de boodschap denkt: ‘Oef, die irritante brugklasser ga ik meteen antwoorden, want ze gebruikt drie vraagtekens’, als zij weer eens met d’r kleine vingertje blijft hangen op de toets van het vraagteken.

Vera de Brugklasser beseft waarschijnlijk niet dat ze met haar vieze, plakkende vingertje op de vraagtekentoets afbreuk doet aan die prachtige ronde vorm van het vraagteken. Maar door haar irritante actie krijgt het teken een negatieve lading. Of zet ze ook twee komma’s midden in de zin, omdat ze even extra adem wil happen? Zet ze ook twee punten achter een zin als haar verhaal écht klaar is? Vast niet.

Dat ze geen enkele hoofdletter gebruikt – niet aan het begin van de zin en niet bij de namen van haar vriendinnen, maar wél bij haar eigen naam, wat eigenlijk gek is; nu lijkt het alsof zij zichzelf belangrijker vindt dan haar vriendinnen – zie ik dan nog door de vingers. Maar drie vraagtekens? Dat doe je niet. Niet als mens en niet als brugklasser. Net zoals ze het hopelijk niet meer waagt om meerdere uitroeptekens te gebruiken. Ze kan onmogelijk met dat kleine schriele lichaampje zo hard schreeuwen als drie uitroeptekens doen. Ze krijgt hoogstens toestemming om drie puntjes achter elkaar te zetten achter een spannend berichtje naar een vriendje dat ze echter nooit zal krijgen met al die nutteloze leestekens die ze misbruikt. Alle jongens zullen vluchten. Die puntjes, die worden gedachtepuntjes genoemd. Omdat je ze erbij denkt. Dat is het mooie van die drie puntjes; je hoort ze niet. Maar dat weet ze waarschijnlijk niet, dat irritante kleine meisje met d’r piepstem en kwijlbeugel.

Haar vraagtekens hoorde ik wél. Haar vraagtekens galmden door mijn hoofd en voelden alsof zij met een beslaand brilletje en stoom uit haar oren op mijn bureau stond te schreeuwen, terwijl het speeksel er langs alle kanten van d’r beugeltje uitvloog. En dat alles alleen maar omdat hun presentatie niet door kon gaan vanwege een uitgevallen les.

Maar zo bedoelde ze het waarschijnlijk niet. Dan moet ze die tekens gewoon met rust laten!!! Toch???!!! Ze heeft vast nog duizend andere nutteloze vragen. Kan ze beter nog wat vraagtekens bewaren!!! Ik heb m’n computer maar afgesloten. Even bijkomen. Van m’n plofklassen, ploetertoetsen en irritante kinderen. En van een punthoofd.


Dion van Meel is docent Nederlands op een middelbare school in Tilburg en keeper bij Willem II amateurs. Hij schrijft graag columns en korte verhalen over dingen die hem opvallen in de wereld van het voetbal, het onderwijs en de Nederlandse taal. Je kunt zijn overdenkingen ook volgen op Facebook en via dionvanmeel.nl, en natuurlijk hier! Lees meer taalcolumns van Dion.


Wil je zelf je taaloverdenkingen terugzien op onze site? Stuur je column in.

Column

Column: Op het puntje van je tong

Column: Op het puntje van je tong

‘Het kinderpardon werd in 2012 door Diederik Samsom voor de poorten van de hel weggesleept.’ (Trouw, 24 juni 2016) Ik had de uitdrukking nooit eerder gehoord, m...


Column

Column: Oudhollandsch schelden

Column: Oudhollandsch schelden

Soms doe ik het nog weleens met mijn vrienden. Gewoon even om even terug te denken aan die tijd die ik nooit heb gekend. Die tijd van het polygoonjournaal en da...


Woordweetje

Woordweetje: Auf Deutsch, bitte!

Woordweetje: Auf Deutsch, bitte!

Mijn column over Franse woorden in het Nederlands was zo’n daverend succes (wauw, zes retweets!) dat ik werd geïnspireerd om een vervolgverhaal te schrijven. Ov...