Woordweetje: Wat een circus!

circus

Laatst vroeg ik het zevenjarige dochtertje van een vriendin wat ze voor haar verjaardag wilde hebben. “Een paard”, luidde het antwoord. Die zag ik aankomen; ze was net begonnen met paardrijden. “Wil je dan aan paardenraces meedoen?” “Nee”, was het antwoord, “ik wil in het circus werken. Als paardenmeisje.” Een respectabel beroep. Net als andere circusfuncties zoals clown, jongleur, goochelaar en leeuwentemmer. Door ons gesprekje besefte ik dat ik niks van de geschiedenis van het circus afwist. Was het woord geen Latijn en vond de traditie van een rondreizend circusgezelschap dus ook zijn oorsprong in het Romeinse rijk?

Door Mark Mackintosh

Nee. Het woord ‘circus’ is inderdaad Latijn, maar heeft niets van doen met ons circus. Het betekent letterlijk ‘cirkel’. De Romeinen noemden zo de renbanen waar hun geliefde paardenraces plaatsvonden. Maar het circus waar jij en ik naartoe gaan is een vrij recente uitvinding waarvan de Engelse sergeant Philip Astley (1742-1814) aan de wieg staat. Na een militaire carrière als ruiter zag Astley geld in paardenshows. Hij opende een manege in Londen waar hij in de ochtend lesgaf en in de middag allerlei kunstjes op paarden vertoonde. Het middelpunt van zijn gebouw was een ronde piste die hij de cirkel of circus noemde. Door de ronde vorm had het publiek vrij zicht op de voorstelling en dankzij centrifugale kracht konden ruiters hun evenwicht bewaren terwijl ze op galopperende paarden stonden en rondjes door de piste maakten.

Goochelaars en acrobaten

Na een aantal jaren volle zalen getrokken te hebben, besloot Astley de voorstellingen nieuw leven in te blazen door goochelaars, jongleurs en andere acrobaten in te huren die tussen de paardenvoorstellingen door hun kunsten konden vertonen. Etymologisch zijn deze vakken nauw aan elkaar verwant. ‘Goochelen’ komt van het werkwoord gokelen (toveren, goochelen), dat reeds in de veertiende eeuw in gebruik was. Kijken we nog verder terug in de tijd, dan vinden we het Middelnederlandse goken (misleiden, bedriegen) en gooc (domoor). Volgens sommige etymologen is het ook mogelijk dat het woord teruggaat op het Latijnse joculari (schertsen), waar we dan weer via het Frans onze jongleurs aan te danken hebben. Reeds in de twaalfde eeuw spraken Fransen van jogler (spelen, grappen maken), waarna de betekenis geleidelijk vernauwde tot ‘goochelen’ en ‘behendigheidskunsten doen’. Het woord ‘acrobaat’ is van recentere datum. Het is ontleend aan het Frans, dat daarmee vanaf de achttiende eeuw doelde op koorddansers en inspiratie putte uit het Griekse werkwoord akrobateĩn (op de tenen lopen).

Send in the clowns

Astley voegde ook clowns toe aan zijn voorstellingen. Niets nieuws – clowns waren sinds de Tudor-dynastie onlosmakelijk verbonden met het Engelse theater aan het koninklijk hof of als onderdeel van rondreizende toneelgezelschappen. Ze maakten niet alleen grappen en grollen, maar waren in veel gevallen ook getalenteerde muzikanten en acrobaten. Het woord ‘clown’ is ontleend aan het Engels en werd reeds in 1600 opgetekend, maar het is van onzekere herkomst. Volgens de meeste etymologen is het hetzelfde woord als clowne (boer, lomperik, onnozele hals) en waarschijnlijk verwant met het Nederlandse kloen (lummel, onnozele hals), waar onze kluns vandaan komt.

In de tent gelokt

En zo was het moderne circus geboren. Astleys uitvinding vond al snel zijn weg naar het buitenland. Elke Europese hoofdstad die ertoe deed had in no time zijn eigen circusgezelschap en een indrukwekkend gebouw waar alle voorstellingen plaatsvonden (denk aan ons eigen Circus Carré in Amsterdam). Circustenten, waar we nu het circus mee associëren, zijn geen Europese maar een Amerikaanse uitvinding. In de VS woonden buiten een paar steden om lange tijd niet genoeg mensen om een permanent circustheater economisch te rechtvaardigen. Om genoeg klandizie te garanderen, moesten circusgezelschappen dus gaan rondtrekken. En om zo snel en licht mogelijk van plek naar plek te reizen, bood een grote tent uitkomst.

Bronnen:

M. Philippa e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009); Joseph Halperson, Das Buch von Zirkus (1926).

Video

Video: zelfs de koning is niet foutloos

Video: zelfs de koning is niet foutloos

Zelfs het beste paard van stal struikelt wel eens. En als je je dan ook nog eens verstaanbaar moet maken in een andere taal, dan zit een taalblunder in een klei...


Woordweetje

Woordweetje: vanille

Woordweetje: vanille

De herfst heeft zijn intrede gedaan, dus volgens mij is er geen beter moment om na te denken over ijsjes. Nog even doen alsof het zomer is, of juist vast voorui...


Column

Column: Sollicistraatiegesprek op sgool

Column: Sollicistraatiegesprek op sgool

“Ewa! Whatup? Fa waka, faffie. Boks. Niet? Aight, is cool. Thnx dat u me uit wilde nodigen, G. Ik solliciteer voor de functie van docent Nederlands, ja. Je weet...


Boekrecensie

Boekrecensie: Met hartelijke groente

Boekrecensie: Met hartelijke groente

  “Nederlands is echt heel moeilijk om te leren!” Hoe vaak heb je dat wel niet gehoord of zelf gezegd tegen iemand die de taal niet spreekt. Waarom het dan...