Column: Dus dat!
Er is binnen de Nederlandse taal een trend ontstaan om te pas en te onpas het verkeerde betrekkelijk voornaamwoord te gebruiken en daarmee het juiste voornaamwo...
Stopzij en sprutsel. Deze woorden zeggen je nu waarschijnlijk nog niets, maar let op: over vijf jaar staan ze in de Dikke van Dale. Dat garandeer ik je. Iedereen zal ‘stopzij’ en/of ‘sprutsel’ minstens één keer per dag gebruiken. Waarschijnlijk wordt er zelfs een Nationale Stopzij- en Sprutseldag georganiseerd, ter ere van het glorieuze moment waarop Nederland en Vlaanderen met deze woorden kennismaakten.
Door Floris Mein
Iedereen heeft ze: woorden die niet bestaan, maar die bij jou thuis net zo vertrouwd zijn als pindakaas en boterkoek. Maar willen we onze taal verrijken, dan moeten die huiselijke verzinsels de wijde wereld in gebracht worden. Dus ik trap af, met stopzij en sprutsel.
Hoe gebruik je het woord ’stopzij’, vraag je? Stel je voor: je bent in een stevige discussie verwikkeld met een narrige gesprekspartner, die je het liefst dwars door een gesloten raam naar buiten zou willen werken. Je merkt dat het gesprek begint te escaleren, maar je weet niet hoe je kunt ingrijpen om dat te voorkomen. Dan roep je heel hard: “Stopzij!” Of: “Supercalifragilisticexpialidocious!” Dat kan ook. (Vraag: waarom herkent mijn spellingscontrole dat woord in vredesnaam?) Stopzij dus. Een kreet die gebruikt kan worden om een negatief patroon te doorbreken.
Dat is de omschrijving die ik aan het woord mee ga geven als ik op audiëntie mag bij de toelatingscommissie van de Dikke van Dale. Uiteraard zal deze uit haar stoel vallen van verbazing, onmiddellijk de loftrompet steken over dit geniale idee en het woord voortaan te pas en te onpas gebruiken. Althans, dat is scenario één.
Voor het onwaarschijnlijke scenario twee – ze vinden het niks – heb ik ook nog ‘sprutsel’ achter de hand. Sprutsel betekent zeepsop. Iets minder hoogdravend, maar minstens net zo mooi. Het woord ontstond toen een familielid in een totale vlaag van verstandsverbijstering tijdens de afwas vroeg: “Mag ik de … ehm … hoe heet dat nou toch … ehmm … ja, de sprutsel!” Sindsdien trekken wij thuis eigenlijk alles in twijfel wat de beste man in kwestie uitkraamt. Ik zeg bewust ‘de beste man’, want ik heb uitdrukkelijk beloofd dat ik Aries naam niet zou noemen.
Mocht je jezelf in de gelukkige situatie willen manoeuvreren dat je beide woorden in één zin kunt gebruiken, dan adviseer ik je om een keer ruzie te maken tijdens de afwas: “Stopzij! Anders spuit ik sprutsel in je ogen!” Als dat je niet redt uit je benarde positie, zit er nog maar één ding op: rennen!
Hebben jullie zelf ook ‘huiswoorden’ die volledig ingeburgerd zijn? Laat ze ons weten in een reactie. De leukste inzending wordt beloond met een Taalvoutjes-memoryspel!
Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur in.
Er is binnen de Nederlandse taal een trend ontstaan om te pas en te onpas het verkeerde betrekkelijk voornaamwoord te gebruiken en daarmee het juiste voornaamwo...
Onze taal is doorspekt met dialecten. Van hoeveel woorden kun jij de juiste betekenis raden?...
Nieuwsgierig lees ik een bericht vol avonturen uit North Carolina: “Ik ben goed aanbeland!” Aanbeland? Alsof je na een lange, lange reis eindelijk v...
Kon jij vroeger op school ook nooit al die regels over werkwoordspelling onthouden? Een -d, -t of soms zelfs -dt aan het eind van een werkwoord; om gek van te w...