Woordweetje: de jerrycan

“Haben Sie vielleicht ein..uh.. jerrycan?”, vraag ik in mijn steenkolen-Duits. De arme pompbediende haalt zijn schouders op. Ik probeer het uit te b...
(beeld: Neder-L)
Het heeft wel even geduurd voor ik me aan dit schrijfsel zou wagen. Echter, omdat ik toch niets anders te doen heb – ik ben huisman, oftewel ‘de nieuwe man’ met hond – en omdat ik dagelijks word geconfronteerd met de ‘problematische’ relatie met mijn lief, zal ik u er toch maar deelgenoot van maken. Later, als dit stukje proza is gepubliceerd, zal ik er deemoedig de gevolgen van dragen.
Door: Rein Besamusca
Mijn lief is Belgisch. Neen, niet Vlaams, maar Belgisch. En ik ben dien Ollander. Wij spreken allebei Nederlands. Mijn lief op zijn Vlaams en ik op zijn Hollands – of Nederlands, zo u wilt.
En daar knelt het schoentje. Ik word vierentwintig keer per dag (dat is een gemiddelde van één keer per uur) gecorrigeerd. Zo heb ik een oom en heeft mijn lief (ik blijf haar maar zo noemen om meer ongeregeldheden te voorkomen) nen nonkel. Of ik ga een biertje drinken. Maar nee! Dat moet zijn “Ik ga een pintje pakken.” Ik zeg tegen haar “Ik hou van jou.” Zij verbetert: “Ik zie U ook graag.” Dan denk ik overigens dat ze mijn nieuwe outfit bedoelt, die ik onder lichte dwang heb moeten aanschaffen tijdens de uitverkoop (“Solden!“).
Bovenop de correcties vind ik het meest ergerlijke dat ik consequent met U word aangesproken. Denkt u nu alstublieft niet dat dit alles te maken heeft met de oh zo beroemde Vlaamse wellevendheid. Welnee. ‘Je’ en ‘jij’ zijn zo Hollands. De gemiddelde Belg krijgt het maar moeilijk uit zijn strot.
Alsof ik niet nog genoeg te verwerken heb in mijn armzalige bestaan, is er ook nog een schoondochter op mijn weg gekomen. Niet dat daar iets mis mee is. Nou ja, zij is wel een Friezin. En Fries is absoluut een taal. Om die te begrijpen, laat staan verstaan, MOET een mens wel een talenknobbel hebben. Mijn lief verstaat het Fries. Ik niet, maar ik ben dan ook een Hollander, zoals mijn schoondochter mij geregeld te verstaan heeft gegeven. Mijn schoondochter spreekt naast het Fries ook Nederlands. Fries en Nederlands hebben niets gemeen, vandaar die broodnodige talenknobbel. Gelukkig voedt zij haar kinderen tweetalig op, zodat mijn kleinkinderen mij uiteindelijk wel zullen verstaan en hopelijk begrijpen.
Ik hoop dat mijn lief mij ook ooit eens zal begrijpen en dat ze voortaan haar enorme drift tot corrigeren kan intomen. Maar dat is ijdele hoop, vrees ik. Enfin, ik zie U graag, mijn lief, ook al ben je een Vlaamse. Maar je bent wel een toffe, van wie ik veel leer.
Heb je ook een leuk idee voor een column en kun je goed schrijven? Stuur hier je column in.
Wie weet zie je die binnenkort terug op deze site! Gepubliceerde columns worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket.
“Haben Sie vielleicht ein..uh.. jerrycan?”, vraag ik in mijn steenkolen-Duits. De arme pompbediende haalt zijn schouders op. Ik probeer het uit te b...
Zo. We beginnen even stevig. Want soms zitten er dingen in taal waar je gewoon vanaf moet. Zoals dus die akelige, ambtelijke, afstandelijke lijdende vorm. Die i...
Ik word niet snel boos. Mensen, ook leerlingen, kunnen heel veel bij me maken. Soms zelfs teveel. Ik word nu eenmaal niet snel boos om het minste geringste en b...
Mijn favoriete woord is ‘verfomfaaid’. Wist jij dat er muziek schuilt in dit woord? Door Mark Mackintosh Een onomatopee (van het Oud-Griekse ὄ...