Quiz: me, mij(n), jou(w)
Als je het schrijft zoals je het zegt, gaat het fout in deze quiz. Weet jij wel welke vorm je in welke zin moet gebruiken?...
“Hoe vaak moet hij drinken?”, vroeg ik. “Zo vaak als hij wilt”, was het antwoord. Toen mijn zoontje net geboren was, kreeg ik een schat van een kraamverzorgster in huis. Ze kwam midden in de nacht langs om uit te leggen hoe we een babybedje moesten opmaken, ze kookte heerlijke maaltijden en beantwoordde elke dag geduldig mijn stortvloed aan vragen. Er was alleen één ding dat me dwarszat. Ze zei steevast ‘hij wilt’ in plaats van ‘hij wil’.
Door Laura van Eerten
In eerste instantie dacht ik dat het te maken had met het vreemde gebruik van ‘komen’ in verband met baby’s. Een gedeelde ergernis met Paulien Cornelisse: ‘”Hoe vaak komt je zoontje per nacht?” werd er door allerlei consultatie-achtige mensen aan mij gevraagd. En daarmee werd bedoeld: “Hoe vaak huilt hij?”’, schreef ze in het boek Taal in 2015. Onder invloed van ‘hij komt’ had mijn kraamhulp haar eigen variant gemaakt met ‘willen’, zo was mijn theorie. Maar pas later realiseerde ik me dat ‘stam + t’ – hij loopt, hij fietst – natuurlijk gewoon de standaardvorm is, en ‘hij wil’ de uitzondering. Het zal het slaapgebrek wel zijn.
Wel gek dat het me nooit eerder zo opgevallen is, want sinds die cruciale week hoor ik ‘hij wilt’ echt overal. Een van de tv-commentatoren van de Giro d’Italia, een grote wielerronde, maakte zich er geregeld schuldig aan, en het pas verschenen boek Maar zo heb ik het geleerd! van Wouter van Wingerden begint er zelfs mee. Wouter legt in de inleiding uit dat ‘willen’ ooit een aanvoegende wijs is geweest. Net als ‘leve de koning’ en ‘men neme een ei’ gebruikten mensen vroeger uit beleefdheid ‘hij wille’. In de loop van de tijd is de e afgesleten en werd ‘hij wil’ vervolgens de juiste, onregelmatige vorm.
Zoals vaker gebeurt bij dit soort bijna uitgestorven en vergeten constructies past de taal zich langzamerhand aan. Uit een enquête voor Wouters boek blijkt ook dat ‘hij wilt’ steeds meer geaccepteerd wordt: 82% van de zestigplussers vindt het echt fout, maar van de dertigminners is dat nog maar 42%.
Deze dertigplusser sluit zich aan bij de zestigers en vindt ‘hij wilt’ fout en extreem lelijk. Maar ondergetekende taalkundige beseft ook dat ze zich erbij neer zal moeten leggen. Want eigenlijk had mijn kraamverzorgster gewoon gelijk: ‘hij wilt’ is veel logischer dan ‘hij wil’.
Een tijdje dacht ik niet meer aan het werkwoord ‘willen’. Tot afgelopen week. Er lag een babykaartje in de bus: “Wilt is geboren” … Geen grap! Mijn kraamhulp zou trots zijn.
Over Laura van Eerten
Taalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal (IvdNT, voorheen INL) en blogger voor de rubriek Woordbaak: we mogen wel stellen dat Laura van Eerten net zo verzot is op onze taal als wij. Of misschien moeten we zeggen: verzot op woorden. Ze was zelf initiatiefnemer en auteur van het boek Waar komt pindakaas vandaan? En 99 andere vragen over woorden en de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, waarover ze al eerder de column Woordbeleg voor ons schreef. Ook zit ze achter de jaarlijkse Weg met dat woord!-verkiezing.
Meer van Laura van Eerten:
Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.
Als je het schrijft zoals je het zegt, gaat het fout in deze quiz. Weet jij wel welke vorm je in welke zin moet gebruiken?...
Enkele dagen geleden vroeg een vriend mij waar het woord seus of seuze vandaan kwam. “We zijn er hier onderling over bezig geweest, maar geen van ons weet het. ...
Helemaal van deze tijd is het opsporen van racistische, politiek of maatschappelijk incorrecte woorden. Na de jodenkoeken, negerzoenen, moorkoppen, blanke vla, ...