Woordweetje: pet

politiepet

Oké, laat ik maar meteen uit de kast komen. Ik heb een pettenfetisjisme. Katoenen petten en corduroy petten, gitzwarte petten en knalgele petten, ik draag ze allemaal. Al sinds ik een klein Markje was in de toch al zo modieuze jaren tachtig (schoudervulling of beenwarmers, anyone?).

 

Door Mark Mackintosh

 

 

Het doet me dan ook pijn dat het Nederlands geen hoge pet op heeft van mijn meest geliefde kledingaccessoire. Denk aan een gezegde of uitdrukking waar de pet in voorkomt en grote kans dat het om iets negatiefs gaat. Petten en onze vaderlandse taal? Die relatie is pet. Ja, het is zelfs huilen met de pet op. Want als je iets onder de pet houdt, houd je het geheim. En als je ergens met de pet naar gooit, lever je slordig werk af of doe je er geen moeite voor.

Waarom heeft een ogenschijnlijk onschuldig kledingstuk zo’n negatieve lading? Helaas kunnen zelfs etymologen er met hun pet niet bij. De herkomst van het woord ‘pet’ is onbekend. Het zou een variant van ‘put’ kunnen zijn, zeggen sommigen, omdat het hoofddeksel op een putdeksel zou lijken. Maar, zo verklaart het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, dat is ‘onwaarschijnlijk’. Andere experts menen dat het om een verkorting gaat van het Franse woord toupet, dat eerst als ‘kuif’ en vervolgens als ‘hoofdtooi’ en ‘pruikje’ in het Nederlands werd overgenomen.

Vaststaat dat de eerste petten – gedefinieerd als een soort ronde mutsen met een klep aan de voorkant – in de veertiende eeuw in Engeland en Italië werden gesignaleerd. Het hoofddeksel nam pas echt een grote vlucht toen in 1571 het Engelse parlement alle jongens boven de zes verplicht stelde om op zon- en feestdagen een pet te dragen om zodoende de binnenlandse wolproductie te stimuleren. De adel werd van deze plicht vrijgesteld. De wet werd in 1597 ingetrokken, maar tegen die tijd werd de pet al lang en breed geassocieerd met iedereen van niet-adellijke komaf. Hoge hoeden, top hats, waren voorbehouden aan de hogere klassen.

In de eeuwen daarna bleef de pet het hoofddeksel van de gewone man: de boer, de schooljongen, de fabrieksarbeider. Jan met de pet. Ook in Nederland. Zo bezien zijn veel uitdrukkingen waarin de pet voorkomt ook uitdrukkingen van een cultuur die neerkijkt op de lagere klassen. ‘Pet’ in de betekenis van ‘waardeloos’, voor het eerst opgenomen in het woordenboek van Koenen in 1952, is een duidelijk voorbeeld. Maar ook uitdrukkingen als ‘dat gaat mijn pet te boven’ en ‘met zijn pet er niet bij kunnen’, reeds opgenomen in Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden van F.A. Stoett in 1923, krijgen zo een wrang, neerbuigend smaakje. Of valt van die bewering je pet af? Kom met concrete argumenten of voorbeelden om het tegendeel te bewijzen. Dan neem ik mijn petje voor je af.

We zijn altijd op zoek naar leuke verhalen over de herkomst van een woord of uitdrukking. Vind je dat je goed kunt schrijven en wil je jouw woordweetje terugzien op onze site? Stuur hier je woordweetje in. Gepubliceerde verhalen worden beloond met een leuk Taalvoutjes-pakket!

Wil je de herkomst weten van een bepaald woord? We zoeken het graag voor je uit! Laat het ons weten in een reactie hieronder. 

Woordweetje

Woordweetje: windeieren

Woordweetje: windeieren

Als je kippen hebt, zul je misschien wel weten wat windeieren zijn: eieren die wel eiwit en eigeel hebben, maar geen schaal, of alleen een hele dunne schaal. Wa...


Over Taalvoutjes

Nieuw! De Taalvoutjesquiz

Nieuw! De Taalvoutjesquiz

Daar is ‘ie dan! Je kunt nu je taalkennis testen met de gloednieuwe, enige echte Taalvoutjesquiz! Van alles komt voorbij, van spreekwoorden tot bijvoeglij...


Column

Column: Gate

Column: Gate

Wat begon als Watergate heeft zich ontwikkeld tot Pepsigate. Hoe dat zit? Vivien Waszink legt het uit in haar column over dit bijzondere woord....