Column: De Kroon op mijn Nerk
In mijn jeugd ben ik eens in een onbesuisd en onbewaakt ogenblik met een Fransman getrouwd. Aan de Sorbonne had hij een jaar lang Nederlands gestudeerd, met beh...
Woorden met een verhaal kom je overal tegen. Op brood bijvoorbeeld. Want wat heeft pindakaas nou met kaas te maken? Waarom is hagelslag eigenlijk bruin van kleur en niet hagelwit? En waarom noemen we een plakje brood ‘boterham’? Is dat omdat het oorspronkelijke beleg bestond uit boter en ham?
Dat soort dingen vraag ik me altijd af. Het is dan ook geen toeval dat ik bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) werk, waar de Nederlandse woordenschat wordt beschreven en bestudeerd. Woorden zijn daar dagelijks onderwerp van gesprek. Maar niet alleen bij mij en mijn collega’s; we ontvangen geregeld mailtjes met vragen over de herkomst van een woord. Bijvoorbeeld van een vriendengroep die een avond in de kroeg het hoofd heeft gebroken over waarom een bepaald glas bier ook wel ‘amsterdammertje’ wordt genoemd: omdat het op zo’n omgekeerd paaltje lijkt, kwam ik achter.
Van die dingen die je altijd zonder na te denken zegt en je er ineens van afvraagt waar dat woord eigenlijk vandaan komt. Samen met mijn collega’s van het INL en het Genootschap Onze Taal ben ik ze gaan verzamelen. Eerst in de rubriek Woordbaak op de website van het INL en later in het boek Waar komt pindakaas vandaan? (2013). Eind 2015 verscheen de opvolger Waar komt hagelslag vandaan?, met nog eens honderd vragen en antwoorden over woorden. Genoeg verhalen te vertellen dus. En eten, zoals de boektitels al verklappen, is een terugkerend thema.
Neem het woord ‘pindakaas’. In andere talen heet het gewoon ‘pindaboter’: peanut butter, Erdnussbutter en beurre de cacahuètes. Logisch, gezien de structuur van het spul. Maar toen het broodbeleg in de negentiende eeuw vanuit Amerika naar Nederland kwam, mocht het hier geen ‘boter’ heten. In de Nederlandse Boterwet uit 1889 stond namelijk dat alleen echte roomboter die naam mocht hebben. We moesten dus iets anders verzinnen. In Suriname werd al in de achttiende eeuw het woord pienda-dokoen gebruikt voor een blokvormige massa pinda’s. Van dat blok werden plakjes afgesneden, net als bij kaas. Later is dat woord naar het Nederlands vertaald als, jawel, pindakaas! En dat gingen we in Nederland dan weer gebruiken voor het smeersel, vandaar. (Ties Rohof schreef er ook al eens een woordweetje over.)
Het woord ‘hagelslag’ ligt wat meer voor de hand. Als je de korrels op je brood strooit lijkt het met een beetje fantasie of het hagelt, en daar komt de naam dan ook vandaan. In de middeleeuwen bestond ‘hagelslag’ al, alleen toen nog in de betekenis van een ‘vernielende hagelbui’, aldus een citaat uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Grappig feit is dat het eerste broodbeleg dat de naam ‘hagelslag’ kreeg ook echt uit witte korrels bestond, met een anijssmaak. De chocoladevariant kwam vrij snel daarna op de markt, en werd vervolgens zo populair dat het de naam overnam van de oorspronkelijke witte anijskorrels: tegenwoordig denkt iedereen bij ‘hagelslag’ aan het chocoladestrooisel.
Tijdens de zoektocht naar de herkomst blijkt de geschiedenis van het ene woord beter te achterhalen dan de andere. Van de ‘hamvraag’ is bijvoorbeeld precies bekend hoe en waar het ontstaan is, namelijk in de radioquiz Mastklimmen uit de jaren 50. De hoofdprijs bestond uit een gerookte ham, die boven in een mast naast de radiostudio hing. Steeds wanneer deelnemers een vraag goed beantwoord hadden, mochten ze een stukje omhoog klimmen in de mast. Wie het antwoord wist op de laatste vraag, de belangrijkste in het spel, kon de ham pakken. Vandaar: de hamvraag. Maar hoe zit het dan met de ham in ‘boterham’? Dat is een lastiger verhaal. ‘Boter’ verwijst inderdaad naar wat we vaak als eerste op ons brood smeren. Maar met ‘ham’ wordt niet het vlees bedoeld. Het zou kunnen dat ham ‘stuk’ of ‘homp’ betekent. Mogelijk bestond het woord vroeger al als ‘stuk eten’. Kortom, we weten het niet precies.
Wat we in ieder geval wél weten is dat je een boterham kunt beleggen met de meest interessante woorden, zoals ham, pindakaas en hagelslag. Of jam. ‘Jam’, waar komt dat eigenlijk vandaan? Ik zeg: voer voor een vervolg.
WINACTIE GESLOTEN
Weet jij waar het woord ‘jam’ vandaan komt? Laat het ons weten en misschien ben jij wel de gelukkige winnaar van het boek Waar komt hagelslag vandaan?. We mogen drie exemplaren weggeven.
De winnaars van het boek zijn Pieter, Lineke en Maarten, gefeliciteerd!
Wil je zelf je column terugzien op onze site? Stuur je column in.
In mijn jeugd ben ik eens in een onbesuisd en onbewaakt ogenblik met een Fransman getrouwd. Aan de Sorbonne had hij een jaar lang Nederlands gestudeerd, met beh...
Als je het schrijft zoals je het zegt, gaat het fout in deze quiz. Weet jij wel welke vorm je in welke zin moet gebruiken?...
Dialecten, ze zijn er in verschillende vormen en maten. Maar niet iedereen beseft dat. Ik erger mij er maar al te vaak groen en geel aan. Onverstaanbare woorden...